Peter Sjerp
Laatste update: 09-12-2018
Op de Nederlandse kust spoelen 4 “grotere” soorten Zwaardschedes en Tafelmesheften aan. Deze zijn af en toe lastig uit elkaar te houden, zeker daar de schelpvorm van met name de Amerikaanse zwaardschede Ensis leei veel kan afwijken. Bovenstaand overzicht en onderstaande tabel geven de verschillende kenmerken weer waarmee de soorten makkelijker uit elkaar te houden zijn.
Ensis leei | Ensis magnus | Ensis minor | Ensis siliqua | |
---|---|---|---|---|
Schelpvorm | Vrijwel recht tot sterk gebogen | Vrijwel recht tot flink gebogen | Recht | Recht |
Breedte | Vooraan vaak breder dan bij het slot | Vrijwel gelijk over de schelplengte. Iets taps toelopend. | Vrijwel gelijk over de schelplengte | Gelijk over de schelplengte |
Voorrand | Afgerond | Afgerond | Schuin afgesneden | Schuin afgesneden |
Achterrand | Afgerond | Afgerond | Schuin afgesneden | Recht afgesneden |
Achterste spierindruksel | Gelijk aan of iets langer dan de slotband | Duidelijk langer dan de slotband | Duidelijk langer dan de slotband | Iets langer dan de slotband |
Kleur | Wit, crème of grijs, met roze of paarse kleurbanden. Licht- tot donkergroene opperhuid, soms bruin. | Wit, crème of grijs, met roze of paarse kleurbanden. Lichtgroene tot donkerbruine opperhuid. | Schuin Wit, crème of grijs, met roze of paarse kleurbanden. Lichtgroene tot bruine opperhuid. | Wit, crème of grijs, met roze of paarse kleurbanden. Mosgroene tot donkerbruine opperhuid. |
Lengte | Tot 250mm (VS). In Nederland zelden groter dan 150-160mm. | Tot 230mm. In Nederland vaak veel kleiner (170-180mm). | Tot 170mm | Tot 215mm |
Observaties:
E. Leei (synoniemen: E. directus en E. americanus) kan af en toe lastig van andere soorten te onderscheiden zijn door de vele verschijningsvormen van deze soort. Als een kameleon kan de schelpvorm variëren van sterk gekromd tot vrijwel recht, de kleur van de opperhuid is hierbij vaak licht-tot donkergroen.
Ensis leei (gebruikelijke kleur)
Er komen ook wel exemplaren voor met een (donker)bruine opperhuid, die in sommige gevallen de kleur van Ensis magnus benaderd:
E. leei (boven) en E. magnus (onder)
E. magnus (synoniem: E. arcuatus) is gemiddeld genomen een stuk slanker dan E. leei. De voorkant is vrijwel gelijk qua breedte aan de voorkant als aan de achterkant, en loopt vaak taps toe.
E. magnus
E. leei daarentegen heeft vaak een bredere voorkant dan achterkant (vooral opvallend bij grotere exemplaren), en de voorkant loopt niet taps toe. Deze heeft het voorkomen een beetje “afgestompt” te zijn. De diagonale lijn die de schelp over de lengte in tweeën deelt, is bij E. leei breder en grover dan bij E. magnus, ook vanwege de wat afgestopte top. De grijze kleur van de diagonale lijn is over het algemeen lichter bij E. leei dan bij E. magnus, waar deze vaak donkergrijs is aan de voorkant van de schelp. De donkergrijze kleurlijnen zitten bij E. magnus ook dichter op elkaar, waardoor de voorkant van de schelp een donkerder voorkomen krijgt.
De kleur van de opperhuid van E. magnus is in veel gevallen wat donkerder dan die van E. leei, en heeft vaak een wat roodbruine gloed over zich. De buitenkant van de schelp zelf bestaat uit kleurlijnen op een lichtere achtergrond. E. magnus lijkt wat dieper paarse kleurlijnen te hebben dan E. leei, al is het monster van E. magnus in mijn verzameling niet groot genoeg om hier harde conclusies uit te trekken. De binnenkant van de schelp is bij beide soorten vrijwel gelijk, van geelwit (meest voorkomend) tot meer paars. Van beide soorten bevat mijn verzameling exemplaren met een sterke paarse zweem aan de binnenkant. Het achterste spierindruksel (blauw gemarkeerd) is bij E. leei het kortste van alle Ensis soorten (vrijwel gelijk aan de lengte van de slotband), wat in sommige gevallen de enige betrouwbare methode is om onderscheid te maken tussen vrijwel rechte exemplaren van deze soort en de 2 Tafelmesheften Ensis minor en Ensis siliqua.
E. magnus (boven) en E. leei (onder)
Traditioneel wordt voor deze soort aangegeven dat het voorste ronde (groen gemarkeerde) spierindruksel tegen de voorste mantelbocht, of daar dicht tegenaan, ligt. Bij recente exemplaren is geconstateerd dat dit spierindruksel verder naar achter ligt. Ook valt op dat de grootste breedte bij bekeken exemplaren niet, zoals publicaties zoals Anemoon (1) aangeven, in het midden ligt maar aan de voorkant.
E. leei heeft van alle zwaardschedes van nature de sterkste curve. Nederlandse exemplaren zijn over het algemeen slechts licht gekromd, en in sommige vallen vrijwel recht. De beperkte (en afnemende?) curve kan ook duiden op een lokale aanpassing van de soort. Mogelijkerwijze biedt de leefomgeving van de mesheften en zwaardschedes voordelen aan een rechtere schelp. Deze druk is merkbaar aan het strand, waar sterk gebogen exemplaren (van E. leei) een zeldzaamheid zijn. Van E. magnus komen ook exemplaren voor met een sterkere curve. De constatering op Anemoon.org dat “doubletten drogen niet gekruist op” (2) is feitelijk onjuist. Bij verscheidene aangetroffen doubletten van E. magnus is er sprake van een (sterke) overlap van de kleppen.
Gekruiste exemplaren van E. leei (links) en E. magnus (rechts)
Op het strand ontstaan vaak enorme bergen van zwaardschedes tussen de vloedlijn en de eblijn. Deze bestaan vrijwel exclusief uit exemplaren van E. leei. E. magnus heeft zich door de druk van de massaal voorkomende E. leei uit het nabije kustgebied teruggetrokken, en als gevolg daarvan is (zeer) vers materiaal zeldzaam geworden. Aangespoelde losse kleppen zijn vaak min of meer verkleurd.
Oude verkleurde klep van Ensis magnus
Wel kunnen incidenteel verse kleppen en doubletten van E. magnus aangevoerd worden met wier (zie verslag: Verse grote zwaardschedes op het strand van ’s-Gravenzande).
Ensis siliqua
E. siliqua is de grootste vertegenwoordiger van de Ensis familie in Nederland (tot 215mm). Deze soort komt vrijwel niet voor buiten het noordelijk kustgebied, waar de soort op enige afstand van de kust leeft. Verse exemplaren van E. siliqua zijn dan ook (zeer) zeldzaam buiten het uiterste noorden van het land. Strandvondsten betreffen vrijwel voornamelijk oude (fossiele) fragmenten. Belangrijkste kenmerken van deze soort zijn de grote rechte schelp, de schuin afgesneden voorkant en de omgeslagen achterkant. E. siliqua heeft daarnaast aan de voorkant van de schelp kleine "kraaienpootjes" (ribbeltjes), die bij de andere zwaardschedes en mesheften over het algemeen niet voorkomen. De enige uitzondering hierop is E. leei, waarbij dit ook geobserveerd is (1 enkel exemplaar). E. leei wordt vaak verward met E. siliqua, zeker waar specifieke kenmerken een beetje overlappen. De soort is sterk variabel, niet alleen in de kromming maar ook in de breedte van de schelp, en exceptionele exemplaren komen qua breedte in de buurt van de afmetingen van de (veel) langere E. siliqua. Als zodanig dient dan ook bij (vrijwel) rechte en brede exemplaren goed te worden gekeken welke soort het betreft.
Ensis siliqua (boven) en recht exemplaar Ensis leei (onder)
Kraaiepootjes op E. siliqua (boven) en E. leei (onder)
De schuin afgesneden voorkant is het meest duidelijke onderscheid tussen de zwaardschedes en mesheften, beide soorten zwaardschedes hebben een afgeronde voorkant. De voorkant van E. siliqua is vrijwel altijd flink schuin afgesneden, E. minor is vaak iets ronder maar met een duidelijke schuine lijn.
E. minor
E. minor lijkt steeds minder aan te spoelen op het strand, de meeste vondsten betreffen dan ook oude en verkleurde kleppen en fragmenten. Op websites als “Waarneming.nl” (3) zijn meldingen van deze soort ook schaars, en gezien bijgevoegde foto’s van doubletten betreffen het vaak oudere exemplaren waarbij de kleppen door de sterkte van de slotband bij elkaar gebleven zijn. (Zeer) vers materiaal ontbreekt volledig. Het recentelijk verdwijnen van deze soort uit het Nederlandse Noordzeegebied wordt in de Ecologische atlas bevestigd (4). Als zodanig is deze soort in Nederland dan ook functioneel uitgestorven.
Literatuur
(1) Soortbeschrijving Ensis leei Anemoon:
http://www.anemoon.org/Flora-en-Fauna/Soorteninformatie/Soorten/ID/33/Amerikaanse-zwaardschede
(3) https://waarneming.nl/species/9374/
(4) Rykel de Bruyne, Sylvia van Leeuwen, Adriaan Gmelig Meyling en Rogier Daan, 2013. Schelpdieren van het Nederlandse Noordzeegebied.Ecologische atlas van de mariene weekdieren (Molluska) - pag. 166